Praktische en morele dilemma’s

Wat passend lijkt, valt altijd te betwisten. Of sprake is van een passende functie, hangt mede af van het perspectief, de interpretatie van wat passend is, het verstrijken van de tijd, en de wijze waarop een plan wordt uitgevoerd.

Voor elke denominatie anders

Vanuit kerkelijk perspectief ligt het herbestemmen van een voormalig gebedshuis voor elke denominatie anders. Globaal genomen staat de religieuze ruimte voor rooms-katholieken volledig in dienst van het geloof. De kerk is een gewijd, sacraal gebouw, dat aan de eredienst onttrokken moet worden voordat een andere functie mogelijk is. Voor protestanten geldt de kerk meer als een functioneel bouwwerk waar het Woord wordt verkondigd en dat onderdak biedt aan de kerkgemeenschap. Hoewel protestantse kerkgebouwen daarom ook verhuurd kunnen worden voor niet-religieuze activiteiten, worden de gebouwen wel als ‘toegewijd’ beschouwd. Procedures voor het buiten gebruik stellen van het gebouw, voorafgaande aan een herbestemming, kunnen per kerkgenootschap verschillen.

Katholieken en protestantse kerkgenootschappen zien het liefst dat nieuwe functies vooral in het verlengde van het oorspronkelijke gebruik liggen. Dat klinkt als een vanzelfsprekendheid, maar de praktijk laat verschillende interpretaties zien. Zo zijn er veel kerkgenootschappen die de voorkeur geven aan sociaal-maatschappelijke of culturele bestemmingen. Andere kiezen echter, daar waar dat kan, voor het geld dat een gebouw oplevert. Ze accepteren daarbij commerciële functies zoals woningen, kantoren of winkels.

Van religieus gebruik naar religieus gebruik

Nieuw religieus gebruik van het gebouw door een andere geloofsgemeenschap lijkt voor de hand te liggen. Zo is in de voormalige gereformeerde kerk in Hemelum in Friesland sinds 1999 een Russisch-orthodox klooster gevestigd. En in Zaanstad is de gereformeerde Stationsstraatkerk in 2005 verkocht en als de Servisch-orthodoxe kerk St. Nicolaas van Myra in gebruik genomen. Maar de praktijk is toch niet altijd even eenvoudig. Andere christelijke genootschappen worden soms als ‘concurrent’ gezien en nieuwe internationale christelijke geloofsgemeenschappen, die vaak op zoek zijn naar ruimte, kunnen een kerkgebouw vaak niet bekostigen waardoor hergebruik niet van de grond komt.

Niet-christelijke gelovigen mogen tegenwoordig slechts bij uitzondering een leeg kerkgebouw betrekken. In de jaren zeventig en tachtig werden kerken daarentegen nog wel her en der omgevormd tot moskee, zoals de Omar-al-Faroukmoskee in Utrecht. De laatste decennia komt dat echter nauwelijks nog voor. In die zin is wat als passend ervaren wordt ook afhankelijk van de maatschappelijke dynamiek.

De tekst gaat door onder de afbeeldingen

Mensen zitten op de grond en luisteren naar spreker
Beeld: ©RCE, Chris Booms & Paul van Galen
Moskeegangers luisteren tijdens het vrijdaggebed naar imam

Wel is recentelijk de katholieke Sint-Victor-en-Gezellenkerk in Afferden omgevormd tot boeddhistische Dhammakaya-tempel, net als de voormalige hervormde kerk in Musselkanaal die in 2013 is herbestemd tot de Wat-Buddha-Parami-tempel. Maar zij vormen de uitzondering op de regel. Bij het voorbeeld van Afferden maakte men gebruik van één van de mazen in de kerkelijke wetgeving omdat dit niet als een andere religie wordt gezien maar als een spirituele levenswijze. Overigens lijkt hierbij te gelden dat als een kerkgebouw eenmaal een nieuwe functie heeft gekregen, een volgende functie eenvoudiger te accepteren is. Een voorbeeld is de Eben-Haëzerkerk uit 1960 te Utrecht. Dit gebouw was achtereenvolgens een Christelijk-Gereformeerde kerk, biljartcentrum, sportschool en onderkomen van welzijnsorganisaties. In 2015 kreeg het gebouw echter zijn religieuze functie terug, maar nu als de Chinees-boeddhistische Longquan-tempel.

Kaarsje opsteken

Welkomst- of inbeddingsrituelen kunnen mensen helpen om de nieuwe situatie te aanvaarden en te kunnen aarden in de nieuwe realiteit. Deze paste men toe in Deventer, bij de samenvoeging van drie protestantse kerkgemeenschappen. Nadat een laatste dienst in ieders ‘eigen’ kerk was gehouden, werden de gebouwen in het bijzijn van de kerkbezoekers gesloten. Een week later werd aan de overkant van de IJssel een gezamenlijke openluchtdienst gehouden. Daarna staken de drie kerkgemeenschappen samen met de pont het water over en liepen ze in een processie-achtige tocht naar de Lebuinuskerk, waar in het bijzijn van iedereen de kerkdeuren symbolisch werden geopend.

Rituelen dragen bij aan het erkennen en een plaats geven van emoties. Ze kunnen bij afscheid en herbestemming ook voor draagvlak zorgen. Zo werd bij de herbestemming van de Sint Willibrorduskerk in Hooge Zwaluwe tot restaurant en maatschappelijke dagbesteding door een lokaal ondernemersechtpaar een zijkapelletje behouden zodat inwoners nog een kaarsje kunnen opsteken. Het creëerde draagvlak onder de lokale bevolking voor de nieuwe bestemming van de kerk. En hoewel de oude doopsgezinde kerk in Woudsend al in de jaren zestig een restaurant werd, wordt nog steeds een keer per jaar, op de eerste adventsdag, een kerkdienst gehouden door de doopsgezinde gemeente uit Zuidwest-Friesland.