Column: Religieus erfgoed als noodzaak

Dit is een samenvatting van de column, die Herman Pleij uitsprak in een uitzending van de Kerk van alle Kanten.

Nederland is vanaf eind van de 16e eeuw beroemd, en in bepaalde kringen ook wel berucht, om de veelheid van religies. Vanaf de late middeleeuwen zijn wij het sterkste integratieland van heel Europa. Iedereen kreeg hier de kans zijn eigen religie te beleven. Vrijheid van geweten, vrijheid van godsdienst. Dat was en is de leus. Maar dit is niet omdat in de lage landen toevallig fraaiere of edelere mensen wonen dan elders in de wereld. Zeker niet. De keuze voor deze vrijheid is pragmatisch ingestoken. Want wij zijn een land van kooplieden. Anglicanen uit Engeland, katholieken uit Italië en Spanje, protestantse gemeenten uit het oosten en joodse gemeenschappen die vanaf eind van de 16e eeuw kwamen. Die mensen kwamen hier naartoe omdat hier werk was en wij hen nodig hadden. Om al die geloven naast elkaar te kunnen laten bestaan was het noodzakelijk om een sterke gedoogcultuur te ontwikkelen. Al die burgers, die kooplieden, die sloten voortdurend compromissen met elkaar. Dat zorgde voor een ongelofelijke ideeënrijkdom.

‘KERKEN ZIJN PLEKKEN WAAR WE TOLERANTIE KUNNEN VIEREN.’

Tegelijkertijd was het natuurlijk niet zo dat de vrijheid van godsdienst onmiddellijk in de 16e en 17e eeuw tot in alle details geregeld was. Feitelijk mocht alleen de protestantse kerk, de Nederlands Hervormden, zich naar buiten toe uiten. De andere geloven moesten zich een stuk bescheidener opstellen. Dat leidde er bijvoorbeeld toe dat katholieken zich terugtrokken in schuilkerken. Iedereen wist overigens waar die schuilkerken waren; dat was geen geheim. Bovendien werden katholieken ook in staat gesteld om hun geloof te beleven. Zo voorzag de gemeente Amsterdam in ratis tochten naar Heiloo waar katholieken achter schuttingen processies konden lopen ter ere van een mirakel dat daar gebeurd zou zijn. Godsdiensten die van buiten kwamen, zoals de luthersen bijvoorbeeld, mochten zelfs wat meer. Zo werd in 1638 op ’t Spui de Lutherse Kerk van Amsterdam voltooid. Maar zonder toren, want de luthersen moesten natuurlijk niet hun hand overspelen. Synagogen waren er in Amsterdam al vanaf de 16e eeuw met als kroonjuweel de Portugese synagoge uit de 17e eeuw. Recent zijn er zelfs sporen gevonden van een moskee in Amsterdam uit de 16e eeuw. Dat was weliswaar een kleine geloofsgemeenschap, maar ook zij hadden recht op hun eigen geloofsbeleving.

Maar er is wel een gevaar, namelijk eigen identiteit en de behoefte daaraan. Mensen zijn kuddedieren en dat kan ertoe leiden dat men zich terugtrekt binnen een gemeenschap van gelijkgezinden. De ander uitsluiten en jezelf beroemen. Dit dreigt in conflict te komen met de wens tot gelijkheid en integratie. En daarom is mijn conclusie een aanbeveling, een hoop, een gedachte, een wens. Ik zie religieus erfgoed als noodzaak. Om er verhalen over te vertellen en aan de hand van deze gebouwen te laten zien hoe de Nederlandse identiteit vorm heeft gekregen. En daarnaast zou ik graag zien dat de gebedshuizen weer meer openbaar worden. Als plek van ontmoeting. Als plek waar we de Nederlandse mentaliteit van tolerantie kunnen vieren.

Herman Pleij is emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde.

Dit artikel verscheen eerder in het magazine Met Hart en Ziel: De kerk gisteren,
vandaag & morgen