Column: hoe prettig simpel leven kan zijn

Ons Kloosterpad is 330 kilometer lang door het midden en oosten van Brabant. Van het stadsklooster San Damiano in ’s-Hertogenbosch tot de Abdij van Berne in HeeswijkDinther. Het eerste dat opvalt is hoeveel kloosters er wel niet zijn. En hoe nadrukkelijk die het aanzien van het landschap bepalen. Overal om je heen steken de torenspitsen van dorps- en kloosterkerken boven het geboomte uit. Sommige hebben nog hun oorspronkelijke functie, andere een verassende veelheid aan andere functies. Soms oogt die functie definitief, in andere gevallen als iets tijdelijks. Op zoek naar iets beters.

x
Bert Groenewoudt is als senior onderzoeker landschapsarcheologie en werkzaam bij de RCE, in zijn vrije tijd lid van de Camino Academie en verwoed wandelaar van pelgrimsroutes. Samen met Louise van Gaans liep hij een stuk van een nieuw kloosterpad in Noord-Brabant om het pad te verkennen. Zij liepen van Megen tot Sint Agatha. In een column deelt hij hun ervaringen met ons. 

Bij grote kloostercomplexen in het buitengebied is de worsteling zichtbaar. Vooral in dorpen en steden zie je hoe de schrijnende woningnood van dit moment kansen biedt. Her en der zie je dat het daar loont om kloostercomplexen te transformeren tot appartementencomplexen. Je hoort van mensen die je tegenkomt, hoe blij men daarmee is. Vooral als het vertrouwde aanzien van ‘hun’ klooster bewaard blijft.

Rugzak op en vervolgens alleen maar zorgen dat je het pad niet kwijtraakt

Hoe bevalt het Kloosterpad? Vier woorden: verbazing, herkenning, ontmoeting en, jazeker, verslaving. Verbazend vonden we de ervaring. Ups en downs wisselen elkaar af. Mooie streken en taaie stukken. Lekker wandelweer en modderpaden in de regen. Verbazing ook, over hoeveel meer je ziet en ervaart als het traag gaat. En over wat er nog te ontdekken valt in streken die je toch meent te kennen. Onverwachte ontmoetingen en vaak heel persoonlijke gesprekken met volslagen vreemden. En dan een tijdje met elkaar meewandelen. Vervolgens weer een tijdje in stilte alleen doorstappen. Die afwisseling. De ervaring hoe prettig een simpel leven kan zijn. Rugzak op en vervolgens alleen maar zorgen dat je het pad niet kwijtraakt. En dat er ’s avonds ergens onderdak en wat te eten is. En iets lokaals uit het vat uiteraard. Dat hoort er ook bij.

Na verloop van tijd groeit het besef dat het wezenlijke eigenlijk helemaal niet de route of het wandelen is. Een pelgrimspad brengt een stroom mensen op gang. Daarin opgaan is verslavend, weten we uit ervaring. ’s Avonds van plan zijn te stoppen, of een rustdag te nemen. Vanwege blaren of wat dan ook. Maar dan de volgende dag toch weer vrolijk op pad gaan.

Als pelgrim moet men natuurlijk ergens overnachten. Voor ons was het Emmausklooster bij Velp een absolute aanrader. Het oudste kapucijnenklooster van Nederland (1645). Een prachtige en gastvrije plek dankzij de inzet van een grote groep vrijwilligers. In de tuin, door specialisten de 'mooiste kloostertuin van Nederland' genoemd, zou je wel voor altijd willen blijven. Maar dat doet de pelgrim niet. Die trekt in alle vroegte de schoenen weer aan.